Menu

Het ziekteverloop van patiënten met chronisch longlijden is gekenmerkt door een gestage en onverbiddelijke achteruitgang met acute exacerbaties. Personen met vergevorderd chronisch longlijden ervaren voornamelijk klachten als dyspneu, pijn, moeheid, angst en neerslachtigheid, wat leidt tot een slechte kwaliteit van leven in de laatste stadia van de ziekte.

Palliatieve zorg wordt beschouwd als een holistische benadering waarbij pijncontrole en zorg voor de lichamelijke, psychosociale en spirituele noden van de patiënt met een levensbedreigende ziekte centraal staan. Uit onderzoek blijkt dat veel patiënten met een levensbeperkende ziekte (niet alleen kanker) vanaf de diagnose geconfronteerd worden met toenemende multidimensionale noden en voordeel kunnen halen uit palliatieve zorg vroeg in het ziekteverloop.

In Vlaanderen wordt de evolutie van medische beslissingen aan het levenseinde opgevolgd via grootschalige studies in 1998, 2001, 2007 en recent in 2013.

Hoewel een meerderheid van de palliatieve patiënten ervoor kiest om niet te overlijden in een ziekenhuis, gebeurt dit nog vaak. In België is, evenals in sommige andere landen, het aantal ziekenhuisoverlijdens wel gedaald (van 55,7% tot 51,7%) tussen 1998 en 2007. Dit aantal ligt echter nog steeds hoger dan bijvoorbeeld in Nederland of Nieuw-Zeeland (34%).

Dit onderzoek toont aan dat culturele, sociale en legale factoren en verschillen in de organisatie van gezondheidszorg verklaren hoe continue diepe sedatie in een aantal landen verschillend gebruikt wordt.

Continue diepe sedatie tot aan het overlijden in de thuissituatie wordt in België meestal toegepast bij patiënten die ondraaglijk lijden. Huisartsen consulteren niet alle wilsbekwame patiënten, maar wel bijna altijd de familie van de patiënt. Andere artsen worden zelden betrokken in de besluitvorming omtrent continue diepe sedatie.

Via het netwerk van de huisartsenpeilpraktijken werden in totaal 1690 niet-plotse sterfgevallen geregistreerd. De peilartsen registreerden hierbij verschillende aspecten van de verstrekte zorg in de laatste drie levensmaanden van de patiënt en de beslissingen die aan het levenseinde waren genomen. Volgens dit onderzoek lijken beslissingen aan het levenseinde en palliatieve zorg niet in strijd met elkaar, maar elkaar eerder te versterken.

Kunnen sterven op de plaats waarvoor de patiënt gekozen heeft, is een indicator van de kwaliteit van de zorg aan het levenseinde. Huisartsen verkeren in een gunstige positie om zicht te krijgen op de plaats waar patiënten willen overlijden en om deze wens mee mogelijk te maken.

Is euthanasie een medische handeling? Een positief antwoord op deze vraag zou betekenen dat iedere arts die in ziekenhuisverband een verzoek tot euthanasie inwilligt en daarbij de door de wet voorgeschreven zorgvuldigheidscriteria respecteert, niet meer kan worden ontslagen. Een belangrijke consequentie dus voor zowel arts als patiënt. Deze studie onderzocht de kwestie.

Onderzoek wijst uit dat euthanasie slechts in een kleine minderheid wordt toegepast, terwijl de vraag naar euthanasie vier keer vaker zou worden gesteld dan ze wordt ingewilligd. In tegenstelling tot Nederland hadden we in Vlaanderen tot voor kort geen zicht op de motieven van terminale patiënten om euthanasie te vragen of te overwegen. Intussen werden in 2002 in Vlaanderen twee kwalitatieve studies verricht. De belangrijkste motieven voor euthanasie bleken de pijnproblematiek, het recht op waardig sterven en het zich tot last voelen van de familie.